Omschrijving: 'Groefbijen' is de nederlandse benaming voor twee geslachten behorend tot de
subfamilie Halictinae: Halictus en Lasioglossum. Van het eerste komen er in Nederland 11 en van het tweede geslacht komen
er 42 soorten voor.
De naam komt van de groef die bij de vrouwelijke exemplaren over het
midden van de laatste achterlijfsplaat loopt. Het geslacht Halictus heeft aan het einde van de segmenten duidelijke banden, de basale ader
van de voorvleugel is duidelijk gebogen. Groefbijen hebben een kleine angel.
Halictus komt over de hele wereld voor en er zijn er al meer dan 2450 soorten beschreven. In Europa komen de meeste soorten
rond het Middellandse zeegebied voor. Nestgelegenheid is altijd in de grond: zand, leem of losswandjes of -glooiingen. Vaak alleen, soms
in kolonie, veelvuldig met een vertakte broedkamer (soms raatvormig). Het plantenbezoek is heel divers: van composieten tot lipbloemen,
maar ook rozen- of wilgenfamilie. Vrouwtjes groefbijen bereiken voor bijen een hoge leeftijd.
VN=verdwenen, EB=ernstig bedreigd, BE=bedreigd, KW=kwetsbaar, GE=gevoelig. *= nog niet verder beschreven |