Determinatiegids
|
1. Uitstekende doorns op achterschenen. 3. Achterkoprand achter de ogen min of meer afgerond, in bovenaanzicht hooguit zwak hoekig. 4. Sprieten aan de bovenzijde met duidelijke scheidslijn tussen het zijdeglanzende, bolle oppervlak aan de voorzijde van de leedjes en de vlakke of holle, matte achterzijde. 5. Viltvlekken lang, aan de onderzijde van de sprietleedjes breed doorlopend tot aan de top. 6. Derde sprietlid dubbel zo lang als breed. Zijdeglanzende bolling van de sprietleedjes aan de bovenzijde tegen de scheidslijn met rechte zijde. |